Bespiegeling over leven en dood, compassie en verlangen
Piëta: chaise longue betekend met gemengde techniek op canvas: 108 cm breed,70 cm hoog 50 cm diep
De armen van Maria omvatten de chaise longue, die omvattende vorm daagde mij uit al vanaf toen ik zocht naar een chaise longue die dat beschermende belichaamde. Het bankje is bekleed met schilderdoek van fijn linnen, wat ik mooi bij het onderwerp vind passen.De ondergrond blijft ook zichtbaar om de kaalheid, eenvoud te benadrukken. Ash grey oliekrijt van Neocolour is precies de kleur van canvas, daarmee kan ik dingen veranderen en laten opgaan in de ondergrond.
Als eerste maakte ik de arm op de achter leuning. Zij omvat als het ware degene die zit. Degene die zit kan het dus zelf beleven te sterven en getroost te woorden in de armen van de (moeder)schoot door het grotere, het levende. Het lichaam van Jezus dood of bijna dood hangt diagonaal over haar schoot en onder billen van degene die erop zit of zich verbeeld dat hij erop zit. Zijn lichaam is grauw wittig, dood daarbij voelt het sponzen met wit pastelkrijt uit het ronde poederdoosje met een kussentje als een wassing ritueel.
Hij die erop zit neemt de plaats in van de lijdende en ondergaat het lijden in zijn gedachten en wordt getroost. Zo wordt het bankje zelf samen met het onderwerp Pieta een reflectie. Degene die kijkt gaat reflecteren over het onderwerp piëta, compassie, lijden en getroost worden. Als degene die op het bankje zit achterover leunt kan hij zijn hoofd op de schouder van Jezus leggen en voelt de troostende kin van Maria. Detail is de glimmende traan van haar bewening op de matte bank. En denkbeeldig op het hoofd van degene die plaatsneemt op het bankje.
Haar ultramarijne blauwe jurk is hemels met gouden sterren als ware het borduursels en bevindt zich ook als achtergrond van Jezus de lijdende. Of hij dood is weet je eigenlijk niet, hij blaast zijn laatste adem uit of bevindt zich al in een onstoffelijke wereld, zijn lichaam wordt nl. al etherisch turquoise aan een kant. Zijn hand geeft aan dat hij zich overgeeft aan die onstoffelijke wereld. De hand maakte ik met de palm naar boven gekeerd als een open gebaar van zich overgeven. Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest’. Nadat Hij dit gezegd had, gaf Hij de geest (Lc. 23,44-46) dat zijn laatste woorden van Jezus volgens de overlevering. Daarbij bleken de laatste woorden van Jezus ook die overgave in zich te hebben. Een mysterie dat doodgaan je moet je eraan overgeven of je nou gelovig bent of niet dat is de realiteit van het leven.
De draperieën van Maria’s witte mantel en de doeken rondom Jezus winden zich rondom de bank en om Jezus heen. Op het achter gedeelte zien we Maria die zich uitstrekt als grote moederlijke trooster veel armig als hindoeïstische Godin Durga *1. Op de pootjes van de chaise zien we de bloedeloze handen en voeten van Jezus die slap hangen maar ook handen en een voet en een hand van Maria die troost, de levende. Boven de chaise waar dood en compassie zich afspelen zien we Arcadië het paradijs waarnaar wij hunkeren of na de dood wij naar toe gaan ?? Of is Arcadië maar betrekkelijk en tijdelijk Arcadie ego sum,( Schiller gedicht Resignation 1786 https://www.poemhunter.com/poem/resignation-10) want degene die daar is en de natuur zelf hebben sterfelijke in zich.* 2
Moeten wij troosten of getroost worden de tegenstelling dood en leven zit die niet in het leven zelf?
Noot 1 Durga de hindoeïstische moedergodin heeft vele armen, het geen haar bovennatuurlijke kracht benadrukt. In tegenstelling tot de andere devi’s zal zij zich nooit met een man verbinden, niet door vleierij en niet door dreigementen: zij is de Maagd, zij die haarzelf toebehoort zij is autonoom. En dat is precies haar grote kracht. Probeert het lijden uit te bannen zodat het rechtvaardige zegenviert. Zij is de onoverwinnelijke krijgsgodin.
Noot 2 couplet uit Schillers Resignation (=berusting)1786 waar hij schrijft over Arcadië.
Ook ik ben in Arcadië geboren.
Ook mij heeft de natuur
mij aan mijn wieg veel vreugd bezworen.
Ook ik ben in Arcadië geboren.
Maar voor mij was de lente kort van duur.
De mei des levens bloeit een keer, nooit weer.
Mij heeft ze uitgebloeid.
De stille god – weent met mij, broeders, ziet –
de stille god drukt nu mijn fakkel neer
wat ik aan schoons zag vliedt.